De economie van hoogbouw op de juiste plek

verscheen in ROMagazine.nl op 19 januari 2017
Volgens Vastgoedjournaal.nl moeten we de komende 20 jaren maar liefst één miljoen woningen bouwen in Nederland. Volgens velen met dien verstande dat op geen enkele manier het groene buiten- of binnengebied belast mag worden. En waag het niet zichtlijnen te troebleren! We zijn er nog niet: velen maken ons wijs dat de meeste mensen in het groen willen wonen in een eengezinswoning met een flinke tuin op het zuiden. En erger: velen geloven dat ook nog.Nog voordat de stedenbouwkundigen en planologen aan de bak moeten, duizelt het hen aan restricties, kritieken, electorale angst van bestuurders, hoon van de rijksbouwmeester of zijn rijksadviseurs, en voelen ze de hete adem van winstbeluste ‘adviseurs’.

Is hoogbouw een alternatief? Zeker, maar dan moet je naast boven genoemde intriges ook nog eens op goede voet komen te staan met urban landscape architecten. Je mag immers vanuit het cultuurhistorische landschap niet de arrogantie van de stedelijke macht zien. Aan economen wordt zelden gevraagd deel te nemen aan debatten over al dan niet hoogbouw in de stad. En toch kunnen zij daarvan de bittere noodzaak aantonen in tijden van kenniseconomie.

Ik wil het dan ook niet hebben over stedenbouwkundige voor- of nadelen van hoogbouw, of over zichtlijnen, of over welstand (hiervoor zijn anderen meer competent). Maar ik wil het wel hebben over de economie, die vandaag de dag een kenniseconomie is, en die zich sterk richt op de stad. Uit allerlei onderzoeken wordt duidelijk, en op straat merkbaar, dat in die kenniseconomie nabijheid het ruimtelijk ordenend principe bij uitstek is. De kosten van ‘waste of land’ zijn in zo een economie erg hoog.

In de (stedelijke) kenniseconomie gaat het om interactie en flexibiliteit (in tijd, ruimte en gedrag). Kenniswerkers en –bedrijven willen dicht op elkaar zitten, wat leidt tot synergie en innovatie. Dat vereist nabijheid van elkaar, van voorzieningen en van diensten; het resulteert ook in krappere tijd-ruimtebudgetten van bewoners. Dichtheid in compacte setting is de ruimtelijke verschijningsvorm daarvan. Daar komt bij dat door de hoge vlucht van de ontwikkeling van smartphones, sociale media en andere digitale innovaties, er sprake is van permanente connectiviteit. We halen niet alleen al onze informatie ‘uit de lucht’, staan met alles en iedereen in verbinding, kunnen op elk denkbare plek werken, maar hebben daardoor ook veel meer face to face contacten. Het belang van face to face contacten in de kenniseconomie is onweerlegbaar. Dat betekent wel dat we dicht bij elkaar moeten wonen, anders wordt het wel heel moeilijk om elkaar geregeld te ontmoeten. We zien dan ook een sterke mate van ruimtelijke contractie! Kortom, ook permanente connectiviteit vereist nabijheid van mensen, voorzieningen en diensten.

Het moge duidelijk zijn dat hoogbouw een voor de hand liggende manier is om hoge dichtheden te realiseren. Natuurlijk komen er geen (substantiële) woontorens in de Utrechtse binnenstad of in het vooroorlogse Amsterdam. Maar op nieuwe ‘inbreilocaties’ is dit wel degelijk een optie. Een goed voorbeeld is de Ringzone in Amsterdam, het gebied tussen de vooroorlogse en naoorlogse stad. Dit gebied is qua verkeer uitstekend ontsloten (auto, o.v., fiets), ligt dichtbij de urban fabric waar stedelijk georiënteerde bewoners en bedrijven zich bij uitstek willen vestigen, en er is nog ruimte. Voor het realiseren van een ‘vooroorlogse stratenpatroon’ en gesloten hoogbouwblokken met de daarbij horende mix aan functies ligt hier een uitgelezen kans. Er is economische noodzaak en effectieve vraag genoeg.

Er is nog een economische noodzaak voor stevige verdichting in Nederlandse steden (waar de woningvraag groot is): agglomeratiekracht. Uit recente onderzoeken van The Economist Intelligence Unit en het OECD blijkt dat Amsterdam het redelijk goed doet als kennisstad met een sterke, maar niet optimale concurrentiekracht. Want waar het Amsterdam aan ontbreekt is een sterke agglomeratiekracht (schaalvoordelen, intensivering interactie, synergie, banenmotor). Dit is de achilleshiel van de (Nederlandse) economie. Het is een misvatting te denken dat agglomeratiekracht simpelweg het optellen van het aantal inwoners van een regio is (hoewel de welbekende economisch-geograaf Pieter Tordoir dit op een recente bijeenkomst in Noord-Limburg zonder blikken of blozen propageerde). Nee, bij agglomeratiekracht gaat om omvang èn dichtheid. Nederland is in dit perspectief geen dicht bevolkt land, maar een dun bevolkte stad. Als dat zo blijft zal ons in de huidige economie de rekening nog gepresenteerd worden. Bouwen dus in hoge dichtheid: hoogbouw op een select aantal plekken in de grote steden van Nederland.

Ja maar, die menselijke maat dan? De sceptici die deze vraag stellen zijn terecht teleurgesteld door hoogbouw op de verkeerde plek (Bijlmermeer) of torens anderszins in het groen (Marzahn in Berlijn). Er zijn wat dit betreft voorbeelden te over. Hoogbouw hoort niet in de groene periferie, maar op de duurste plekken in de stad waar mogelijk. In elk geval op plekken waar veel verschillende mensen op verschillende momenten om verschillende redenen aanwezig zijn. Dat is één. Ten tweede hoort bij (verdichtende) hoogbouw prachtige en intensief te gebruiken stedelijke (groene) openbare ruimte. Daar liggen de huidige opgaven en uitdagingen voor ontwerpers, niet bij zichtlijnen, bouwtraditie en architectuurhistorie.


Monique.Amkreutz schreef:

Jaren geleden woonde ik nog in Heerlen. Toen al wist je dat het maankwartier er koste wat kost zou moeten komen. Lang voordat de crisis begon. Een prestige kwestie? Laten we hopen dat het Heerlen een stapje verder brengt. Ik betwijfel het!

André schreef:

Weet je Monique, als je niets doet gebeurt er ook niets…

Het helpt natuurlijk geen mallemoer om een deels leegstaand megaproject in een stad met bovenmatig veel laagstand te bouwen, wat gespeend is van functionaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit. Huisman een architect? Alsof je Sven Cramer opstelt als spits van Barcelona Football Club………Doordrenkt van prestige, dit overbodige plan. Verder zal dat Mijnwater als energiemonopolie ook niet echt helpen. Pure geldverkwisting!

Komt nog bij dat de ontsluiting met de zuidzijde van de stad er niet komt omdat de beoogde hotelbelegger geen cent te makken heeft en het als doorverkoopobject heeft aangekocht met een lege B.V..

Amsterdam is uniek om zijn scheggen en wordt daar terecht voor geprezen. Niet aan morrelen zou ik zeggen. Of volkstuinen daar in thuishoren is inderdaad een terechte vraag. Maar dat betekent toch niet dat je die ruimte direct moet volbouwen? Natuurlijk blijft Groengebied Amstelland om de hoek liggen, maar toch ook weer iets verder en de verbinding wordt weer zwakker. Een groene Scheg die tot diep de bebouwing van Amsterdam in loopt heeft ongekende waarden. Toen ik in de Afrikaander buurt woonde kon ik langs de Amstel binnen tien minuten naar een boer fietsen voor verse melk. Onderweg reed ik door het groen en vergat de drukte van de stad terwijl ik de weidevogels hoorde. Amsterdam een stad die verbonden is met de veenweiden er omheen. Onbetaalbaar. Probeer dat beeld in stand te houden.

e van hagen schreef:

Zou je niet eerst eens gaan kijken voor je dit soort dingen over Amstelglorie schrijft? 40% van het park is openbaar, het heeft reeds meerdere buurtfuncties en of het natuur is?? Ga eens kijken.

Harrie schreef:

U draait de zaken om: De buurten rond de Van Woustraat zijn geen succes “dankzij de drukte van de Van Woustraat”, maar “ondanks de drukte van de Van Woustraat”.

Joop Moes schreef:

Als je op de kaart de groene scheg bekijkt zie je dat in de loop van vele jaren de groene scheg langzaamaan is opgeknabbeld (Overamstel 1 en Amstelkwartier).. Amstelglorie is nu met het Oeverbos de kop van de Amstelscheg geworden. Die kop afhakken is een doodzonde. Ook doet de stelling afbreuk aan de sociale functie van het volkstuinieren dat daar al 65 jaar plaats vindt en de populariteit van de bevolking (want de wachtlijst is met zo groot als het aantal tuinen). Dus afblijven van Amstelglorie.

Ja, de natuur met biodiversiteit in de Amstelscheg is inderdaad niet zo maar vervangbaar, zeker niet door een monotoon strookje kaalgeschoren gras evenwijdig aan de Amstel zoals op de foto hierboven te zien is.

Dat de Van Woustraat/Rijnstraat in bovenstaande tekst wordt bejubelt als prettige rustige voorbeeldstraat is mij een raadsel. De verkeerssituatie is zo problematisch dat de gemeente Amsterdam deze straat al jaren aan het verbeteren is. Het is een drukke straat met een tram en veel soorten verkeer. Tot de Utrechtsebrug is de straat onderdeel van Plus net fiets en over de brug Plus net auto.

Ik mis onderbouwing van de bewering dat het Volkstuincomplex Amstelglorie een rare groene vlek zou zijn.

J. Bret schreef:

Wat ik mij afvraag is waarom er niet rondom de volkstuin parken wordt gebouwd. Je kan de complexen iets meer als een park inrichten met hier en daar een verblijfruimte en ze als park incorporeren. Jeanine Bret.

Willem Boterman schreef:

Mooi Jos, ik heb ook van Jacques’ colleges genoten.

Agnes schreef:

Over Heerlen gesproken.
Toevallig een stukje station gezien… Verbaasd verwonderd!!!
Niet veel tijd.maar kwam bewust
een keer terug om te kijken.
En was erg onder de indruk over
Zo veel schoonheid prachtig.
Ging zitten op het oude café dat er mooi verzorgd uit zag, en genoot, al pratende met enkele toevallige medebewonderaars.
Daarna wandelend door de straat
Waar etalages en niets er verzorgd uit zag waar een onderneemster mij bijna kwaad
aan keek om dat ik het waagde
Het station mooi te vinden.
Dat was 2019 20 ik weet niet hoe het nu is???
Maar ik hoop nog vaak zoiets moois te zien wat m’n hart raakt.


Geef een reactie

Uw e-mail adres wordt niet gepubliceerd