Melancholische overpeinzingen van een geboren dorpeling in de grote stad ….

(verscheen eerder op ROmagazine.nl)

Ik was met de geografen Koos van Zanen en Laura Uittenbogaard recent onderweg voor een zelf georganiseerd werkbezoekje aan Heerlen en Kerkrade (Oostelijke Mijnstreek). Beide collega’s wilden en passant ook mijn geboortedorp Elsloo zien (Westelijke Mijnstreek), waardoor we rond het middaguur het koude maar onder een stralende zon gelegen Elsloo binnenreden richting Julianakanaal. De prachtige en hoge dijk van het Julianakanaal, met uitzicht over de Belgische Kempen, de meanderende Maas met haar hier bijna afgeronde nieuwe oevers (Grensmaasproject).

Plaatjes schieten, snel door daar de idyllische dorpskern[1] en via de prachtige Maasberg naar het befaamde ‘Kasteel’ (restanten van het kasteel dat deels door de veranderende ligging van de Maas, deels door de graafwerkzaamheden aan het Julianakanaal moest verdwijnen[2]). Koos en Laura zijn onder de indruk, zeker als ik wijs naar het hellingbos (Bunderbos) dat reikt tot aan het zeven kilometer verder gelegen Bunde, en dat onder onze collega-ecologen beroemd is vanwege de vuursalamander en de gevarieerde en uitzonderlijke vegetatie.

We besluiten in het dorp te lunchen, maar niet eerder dan nadat ik hen de straat waar ik ben geboren heb laten zien: de Doctor Poelsstraat, een van de straten gelegen in het uitbreidingsplan uit de jaren ’50, nodig vanwege de toestroom aan mijnwerkers die (vanwege de Wederopbouw) volop werk vonden in de mijn Maurits vlakbij (Geleen) en de zich rap ontwikkelende chemische industrietakken van de DSM. Nagenoeg alle vaders van de vriendjes uit mijn prille jeugdjaren werkten ‘op de Koel’ (de mijn).

We rijden een schoolklas tegemoet die, net als ik vroeger, op weg is naar de gymzaal. Maar de groep kinderen is vergeleken met eind jaren ’60 uitgedund. Flink uitgedund! In mijn prille jeugdjaren werden de jongens- respectievelijk meisjesschool (St. Augustinusschool) aangevuld met de St. Jozefschool en de St. Gillesschool. Het dorp was bomvol kinderen, die voortdurend op straat speelden. Toen ik de Eerste Heilige Communie deed was er de traditionele processie na de mis die bestond uit meer dan 120 kinderen. De processieversieringen waren overweldigend, Fanfare De Maasgalm blies haar begeleidende klanken op het niveau van de superieure (competitie)klasse. Nu is de processie ingetogener, het aantal kinderen niet groter dan enkele tientallen, de noten uit de instrumenten van de fanfare verraden een lager competitieniveau.

Ik behoor nog tot de generatie die pas op hun 10de naar de voetbalclub mocht, maar voordat ik daar aankwam had ik, net als vele anderen, de technische bagage al binnen. Op straat werd gevoetbald: in het speelkwartier, tussen de middag, en na de school, totdat het donker werd. Er zijn nu veel minder kinderen die bovendien minder op straat spelen. Meer dan driekwart van de scholen is alweer afgebroken of heeft een andere functie gekregen. In twee gevallen zijn op de plekken van die scholen verzorgingstehuizen verrezen. Het jonge dorp is een oud dorp geworden. Termen als scootmobiel-village zijn ook op Elsloo van toepassing.

En waar gaan we lunchen? Op het dorpsplein (ontstaan na de oorlog) is wel iets, maar dat wordt vooral bezocht door bejaarden en heeft niet de lunchkaart waar mijn collega’s in geïnteresseerd zijn. Gelukkig is er sinds kort Caffé Con Con, een fris en uitnodigend restaurant met gevarieerde kaart. Ik vertel mijn collega’s dat dit mooie pand vroeger de winkel was van kleermaker Alberigs, waar bijna het hele dorp (voor de komst van de Miro[3]) kleren, garen, knopen en naalden kocht. In het dorp kon je alles kopen. Er woonden in ‘mijn’ tijd, net als nu, iets meer dan 8000 inwoners. Je hoefde echt het dorp niet uit voor de alledaagse boodschappen. Soms ging mijn moeder naar de markt in Geleen (vanwege de Maurits booming), waar ook een V&D en Schunck was. Soms gingen mijn ouders met ons winkelen in Maastricht, maar dat was veel meer funshoppen avant la lettre.

Elsloo kende, toen ik op de lager school (basisschool) zat, vier kruideniers, een poelier, en visboer, een elektriciteitswinkel, twee schoenenwinkels, vier slagers, drie snoepwinkels, drie bakkers, vijf frituurs, 15 (!!) cafés (exclusief de twee slijterijen met volledige vergunning B) en nog wat speciaalzaken. Daar kan men in het dorp nu alleen nog maar van dromen. Ik vertel Koos en Laura dat de laatste slager enkele maanden geleden zijn winkel heeft gesloten. Ambachtelijke slagerij exit!

De komst van de Miro heeft de overal in ruraal Nederland voelende kaalslag in het voorzieningenniveau in Elsloo (en de omliggende dorpen) vervroegd en versterkt. Ik stond met het boodschappenlijstje van mijn moeder bij onze kruidenier (ik zal 9 of 10 jaar geweest zijn) toen deze zijn angst voor het winkelcentrum deelde met zijn klanten: “Het wordt onze ondergang”. Ik kende de man goed, hij was tevens melkboer die aan huis leverde, en werd gegrepen door zijn prognose. Het zal toch niet waar zijn, vroeg ik aan mijn vader. Die prikte mijn hoop door: “de meeste mensen hebben een auto, laden die vol met goedkopere waar en zien niet om naar de kruidenier om de hoek. Dat is de toekomst jongen.”

Maar de toekomst zou voor Elsloo nog heel ver weg blijken. De meeste winkeliers sloten hun panden, de sluiting van de Staatsmijn Maurits in 1968 werd nu voelbaar in de koopkracht van de bevolking van mijn geboortedorp. Een werkloosheidscijfer van 0 begin jaren ’60 bleek voorgoed verleden tijd. De werkloosheid steeg gestaag. De DAF-autofabriek in Born zou de motor moeten worden van de economie van de Westelijke Mijnstreek, maar voordat die motor goed en wel op stoom kwam was hij al kapot. Voor de wat slimmere jongeren waren de stijgende werkloosheid, de krapte aan banen en het gebrek aan een universiteit[4] de push-factoren om deze Mijnstreek vanaf midden jaren ‘70 te verlaten. De Wet op de Studiefinanciering was de pull-factor om te gaan studeren in Nijmegen, Eindhoven en in mindere mate Utrecht en Amsterdam. Deze braindrain gaat tot op de dag van vandaag door. Ik verliet Elsloo in 1978, om er steeds minder vaak naar terug te keren. Zo nu en dan kom ik jongeren geboren in Elsloo tegen die werken, wonen of studeren in Amsterdam.

We overpeinzen dit in Caffé Con Con. Dit restaurant heeft de plek ingenomen van een kledingszaak. Dat is in Elsloo een unicum. Van de 15 cafés zijn er nog maar drie over. De befaamde slijterijen zijn al lang opgedoekt. De resterende drie zijn op een doordeweekse dag zo goed als leeg. De overige 12 zijn getransformeerd naar woning, voor de kenner nog herkenbaar door de uitnodigende gevel.

Ooit was de Stationsstraat een bruisende winkelstraat met vijf cafés, daar is zo goed als niets meer van over. De ondergang van het caféleven werd ingeluid door de sluiting van de Maurits en de daarmee gepaard gaande krimpende koopkracht. Ze werd versterkt door het toenemend autogebruik dat vernieuwde en spannende disco’s elders en het stedelijk vertier in Maastricht binnen bereik bracht. De ondergang was onomkeerbaar vanwege het tanende verenigingsleven en de exodus van jonge creatievelingen die in de dorpscafés niet de Third Place vinden die ze nodig hebben.

 

Voor een economie die meer en meer gestoeld is op veel en gevarieerde contacten, is het dorp simpelweg te klein. Zelfs in Caffé Con Con heb ik nog geen laptop of iPad gezien. Ook in de grote steden sluiten (traditionele) cafés en detailhandelaren hun winkels. Maar daar worden ze direct opgevolgd of vervangen door nieuwe ondernemers met nieuwe concepten. De bakker is dood, leve de bakker. Degenen die zo te hoop lopen tegen gentrification in de grote steden, zouden eens door dorpen als Elsloo of Eygelshoven (Oostelijke Mijnstreek) moeten wandelen. Dat zou tot wat genuanceerdere kritieken (kunnen) leiden. In dorpen als Elsloo is het sluiten van café of winkel simpelweg einde verhaal. Het grootste arbeidsaanbod is werk in de zorg of andere maatschappelijke dienstverlening. Van het gezin van mijn zus, die in het dorp is gebleven, werken drie op de vijf als zorgverlener.

Het passantenbezoekje aan Elsloo was een mild voorproefje van wat mijn collega’s en ik in de Oostelijke Mijnstreek zouden zien. Want zo slecht gaat het met Elsloo nog niet. Het dorp ligt op de grens van de Westelijke Mijnstreek en het prachtige, toeristisch aantrekkelijke Mergelland. De Mergellandroute loopt door het dorp, en komt langs Caffé Con Con, wat een deel van het succes van dit etablissement verklaart. DSM is meer en meer een broedplaats van tech start ups. Het 15 kilometer zuidelijker gelegen Maastricht is inmiddels een volwaardige en bovendien internationale universiteitsstad. Het dorp krimpt niet. Luik en boom town Aken liggen om de hoek. Elsloo is verbonden met het Nederlandse spoornetwerk.

De situatie 25 kilometer oostwaarts, in de Oostelijke Mijnstreek, is schrijnender. En hoe zit het in Sluis, in Delfzijl? Scholen zijn vervangen door zorginstellingen. Zullen de zorginstellingen weer vervangen worden door scholen? In een kenniseconomie is dat voor gemeenten als Elsloo niet denkbaar. De toekomst is aan de stad. Een mooi slaapdorpje vlakbij Maastricht is het hoogst haalbare.

[1] Elsloo is een van de oudste nederzettingen van Nederland, dat rond 5000 voor Christus al bevolkt werd door de Bandkeramiekers-cultuur.

[2] Het Julianakanaal werd begin jaren ’30 van de vorige eeuw aangelegd tussen Maastricht en Maasbracht.

[3] De Miro is een groot winkelcentrum, aangelegd begin jaren ‘70 (huidige naam Makado) op bijna loopafstand van Elsloo in de aanpalende gemeente Beek)

[4] Maastricht kende sinds 1974 weliswaar een Medische Faculteit, maar de Universiteit Maastricht zou pas in de loop van de jaren ’80 ook andere studies aanbieden.


Monique.Amkreutz schreef:

Jaren geleden woonde ik nog in Heerlen. Toen al wist je dat het maankwartier er koste wat kost zou moeten komen. Lang voordat de crisis begon. Een prestige kwestie? Laten we hopen dat het Heerlen een stapje verder brengt. Ik betwijfel het!

André schreef:

Weet je Monique, als je niets doet gebeurt er ook niets…

Het helpt natuurlijk geen mallemoer om een deels leegstaand megaproject in een stad met bovenmatig veel laagstand te bouwen, wat gespeend is van functionaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit. Huisman een architect? Alsof je Sven Cramer opstelt als spits van Barcelona Football Club………Doordrenkt van prestige, dit overbodige plan. Verder zal dat Mijnwater als energiemonopolie ook niet echt helpen. Pure geldverkwisting!

Komt nog bij dat de ontsluiting met de zuidzijde van de stad er niet komt omdat de beoogde hotelbelegger geen cent te makken heeft en het als doorverkoopobject heeft aangekocht met een lege B.V..

Amsterdam is uniek om zijn scheggen en wordt daar terecht voor geprezen. Niet aan morrelen zou ik zeggen. Of volkstuinen daar in thuishoren is inderdaad een terechte vraag. Maar dat betekent toch niet dat je die ruimte direct moet volbouwen? Natuurlijk blijft Groengebied Amstelland om de hoek liggen, maar toch ook weer iets verder en de verbinding wordt weer zwakker. Een groene Scheg die tot diep de bebouwing van Amsterdam in loopt heeft ongekende waarden. Toen ik in de Afrikaander buurt woonde kon ik langs de Amstel binnen tien minuten naar een boer fietsen voor verse melk. Onderweg reed ik door het groen en vergat de drukte van de stad terwijl ik de weidevogels hoorde. Amsterdam een stad die verbonden is met de veenweiden er omheen. Onbetaalbaar. Probeer dat beeld in stand te houden.

e van hagen schreef:

Zou je niet eerst eens gaan kijken voor je dit soort dingen over Amstelglorie schrijft? 40% van het park is openbaar, het heeft reeds meerdere buurtfuncties en of het natuur is?? Ga eens kijken.

Harrie schreef:

U draait de zaken om: De buurten rond de Van Woustraat zijn geen succes “dankzij de drukte van de Van Woustraat”, maar “ondanks de drukte van de Van Woustraat”.

Joop Moes schreef:

Als je op de kaart de groene scheg bekijkt zie je dat in de loop van vele jaren de groene scheg langzaamaan is opgeknabbeld (Overamstel 1 en Amstelkwartier).. Amstelglorie is nu met het Oeverbos de kop van de Amstelscheg geworden. Die kop afhakken is een doodzonde. Ook doet de stelling afbreuk aan de sociale functie van het volkstuinieren dat daar al 65 jaar plaats vindt en de populariteit van de bevolking (want de wachtlijst is met zo groot als het aantal tuinen). Dus afblijven van Amstelglorie.

Ja, de natuur met biodiversiteit in de Amstelscheg is inderdaad niet zo maar vervangbaar, zeker niet door een monotoon strookje kaalgeschoren gras evenwijdig aan de Amstel zoals op de foto hierboven te zien is.

Dat de Van Woustraat/Rijnstraat in bovenstaande tekst wordt bejubelt als prettige rustige voorbeeldstraat is mij een raadsel. De verkeerssituatie is zo problematisch dat de gemeente Amsterdam deze straat al jaren aan het verbeteren is. Het is een drukke straat met een tram en veel soorten verkeer. Tot de Utrechtsebrug is de straat onderdeel van Plus net fiets en over de brug Plus net auto.

Ik mis onderbouwing van de bewering dat het Volkstuincomplex Amstelglorie een rare groene vlek zou zijn.

J. Bret schreef:

Wat ik mij afvraag is waarom er niet rondom de volkstuin parken wordt gebouwd. Je kan de complexen iets meer als een park inrichten met hier en daar een verblijfruimte en ze als park incorporeren. Jeanine Bret.

Willem Boterman schreef:

Mooi Jos, ik heb ook van Jacques’ colleges genoten.

Agnes schreef:

Over Heerlen gesproken.
Toevallig een stukje station gezien… Verbaasd verwonderd!!!
Niet veel tijd.maar kwam bewust
een keer terug om te kijken.
En was erg onder de indruk over
Zo veel schoonheid prachtig.
Ging zitten op het oude café dat er mooi verzorgd uit zag, en genoot, al pratende met enkele toevallige medebewonderaars.
Daarna wandelend door de straat
Waar etalages en niets er verzorgd uit zag waar een onderneemster mij bijna kwaad
aan keek om dat ik het waagde
Het station mooi te vinden.
Dat was 2019 20 ik weet niet hoe het nu is???
Maar ik hoop nog vaak zoiets moois te zien wat m’n hart raakt.


Geef een reactie

Uw e-mail adres wordt niet gepubliceerd