Stad in de mode, de periferie niet
verscheen 10 februari in ROMagazine.nl
Ik heb niet de indruk dat alle urbanisten zich realiseren dat groei van steden een cumulatief proces is. Groeiende steden en krimpende regio’s zijn zichzelf versterkende ontwikkelingen. Demografische krimp versterkt de trek naar steden waar de agglomeratievoordelen inmiddels bijna ontploffen. Ik bezocht enkele weken geleden Frankfurt waar de groei van woningzoekenden het laatste jaar de sterkste is sinds het bijhouden van de statistieken daarover. In Berlijn schreeuwen politici om ‘Wohnraum in der Mitte der Stadt”. In Amsterdam is de woningmarkt in de vooroorlogse stad oververhit.
Ondertussen verdampt het voorzieningenniveau in de (perifere) regio’s. Winkels sluiten hun deuren, het voorzieningenpakket verdunt waar je bij staat, dienstverlenende instellingen liggen op grotere afstanden, openbaar vervoer is gering en enkel op afroep, scholen worden steeds kleiner, jongeren vertrekken, cafés worden zeldzaam, musea en andere regionale kunstvoorzieningen worden wegbezuinigd, werkgelegenheid krimpt.
In sommige grote steden daarentegen zorgt het winkelend publiek voor enorme drukte, hanteren de musea steeds vaker tijdsloten, kom je het café niet meer in, openen iedere week meerdere restaurants hun deuren, puilt het openbaar vervoer uit (en koopt men op grote schaal nieuwe materiaal in). En er worden nieuwe banen gecreëerd!
Is de regio uitgestorven, in de steden is de drukte zo immens geworden dat het klachten daarover regent. Buitenstaanders hebben het altijd gedaan, dus worden toeristen in Amsterdam net als in Berlijn en Barcelona beschimpt. Maar de alledaagse drukte wordt toch vooral door onszelf veroorzaakt. Vijf belangrijke ontwikkelingen jagen ons naar buiten.
In de eerste plaats willen we zó graag in de stad wonen dat we genoegen nemen met minder woonruimte, waardoor we meer dan voorheen gebruik maken van de openbare ruimte. Het parkbezoek in vooroorlogs Amsterdam bijvoorbeeld is waanzinnig gegroeid. We houden er de partijtjes van onze kinderen, we spreken af met anderen om er te barbecueën, we studeren en werken er. In ruimtelijke zin externaliseren we kortom taken die we tot voor kort gewoon in huis uitvoerden.
Ten tweede is de huidige (kennis)economie een interactie-economie: we moeten en willen zo vaak mogelijk zo veel mogelijk verschillende mensen ontmoeten. Dat gebeurt buitenshuis: in nieuwe koffietenten, in het café, in restaurants, in bibliotheken, in co-working spaces, in lounge plekken op werk of onderwijsinstelling, in parken en op pleinen.
Vervolgens ontwikkelen we door ons hogere opleidingsniveau en de veelheid aan verleidingen waaraan we worden blootgesteld een veelzijdiger activiteitenpatroon dat zich doorgaans allemaal buiten de deur afspeelt en gepaard gaat met sterk toegenomen fiets- en loopmobiliteit.
In de vierde plaats zijn we veel minder gebonden aan werkplekken en –roosters. Werk-, vrije- en zorgtijd vervlechten zich in tijd en ruimte wat duidelijk zichtbaar is in het stedelijk verkeer. Verkeersdrukte beperkt zich niet meer tot de traditionele piekuren, maar spreidt zich uit over een veel groter deel van de dag. We lopen en fietsen van hot naar her.
Tenslotte, veel van dit alles is mogelijk gemaakt en wordt versterkt door onze permanente connectiviteit. We zijn met onze smartphones met iedereen constant verbonden, wat, zo blijkt, het aantal face te face contacten verhoogt. Daardoor moeten we wel allemaal bij elkaar in de buurt wonen. Als we door diezelfde smartphones alle informatie uit de cloud kunnen halen geraken we footloose. En dan doet kwaliteit ertoe! Gevolg: we klitten op mooie, bruisende plekken bij elkaar.
Kortom, er gebeurt wat in die stad, en het ziet er niet naar uit dat daar op korte termijn verandering in komt. Niet iedereen heeft dat door. Nu sturen Friso de Zeeuw en Jos Feijtel ons eens niet het bos, maar wel het weiland in. Volg hen niet. Het zou rampzalig zijn.
Nederland kent sinds de Woningwet een sterk anti-stedelijk planningsbeleid: tuindorpen, tuinsteden, groeikernen, VINEX-locaties en ga zo maar door. Daar plukken we nu de zure vruchten van. Zo wordt Amsterdam in de Angelsaksische literatuur beschreven als een sprawled city. Dat, aldus The Economist, verzwakt de internationale concurrentiepositie van niet alleen Amsterdam, maar ook Nederland. De stad mist daardoor potentiële agglomeratievoordelen.
Vol inzetten op juist intensieve verstedelijking is derhalve een dwingende opgave waarvoor ons land zich gesteld ziet. En niet alleen vanuit economisch perspectief. Hoe we het ook wenden of keren, uiteindelijk genereert de stad een dynamischere, innovatievere en tolerantere bevolking. Laat het weiland daarom met rust.
Weet je Monique, als je niets doet gebeurt er ook niets…
Het helpt natuurlijk geen mallemoer om een deels leegstaand megaproject in een stad met bovenmatig veel laagstand te bouwen, wat gespeend is van functionaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit. Huisman een architect? Alsof je Sven Cramer opstelt als spits van Barcelona Football Club………Doordrenkt van prestige, dit overbodige plan. Verder zal dat Mijnwater als energiemonopolie ook niet echt helpen. Pure geldverkwisting!
Komt nog bij dat de ontsluiting met de zuidzijde van de stad er niet komt omdat de beoogde hotelbelegger geen cent te makken heeft en het als doorverkoopobject heeft aangekocht met een lege B.V..
Amsterdam is uniek om zijn scheggen en wordt daar terecht voor geprezen. Niet aan morrelen zou ik zeggen. Of volkstuinen daar in thuishoren is inderdaad een terechte vraag. Maar dat betekent toch niet dat je die ruimte direct moet volbouwen? Natuurlijk blijft Groengebied Amstelland om de hoek liggen, maar toch ook weer iets verder en de verbinding wordt weer zwakker. Een groene Scheg die tot diep de bebouwing van Amsterdam in loopt heeft ongekende waarden. Toen ik in de Afrikaander buurt woonde kon ik langs de Amstel binnen tien minuten naar een boer fietsen voor verse melk. Onderweg reed ik door het groen en vergat de drukte van de stad terwijl ik de weidevogels hoorde. Amsterdam een stad die verbonden is met de veenweiden er omheen. Onbetaalbaar. Probeer dat beeld in stand te houden.
Zou je niet eerst eens gaan kijken voor je dit soort dingen over Amstelglorie schrijft? 40% van het park is openbaar, het heeft reeds meerdere buurtfuncties en of het natuur is?? Ga eens kijken.
U draait de zaken om: De buurten rond de Van Woustraat zijn geen succes “dankzij de drukte van de Van Woustraat”, maar “ondanks de drukte van de Van Woustraat”.
Als je op de kaart de groene scheg bekijkt zie je dat in de loop van vele jaren de groene scheg langzaamaan is opgeknabbeld (Overamstel 1 en Amstelkwartier).. Amstelglorie is nu met het Oeverbos de kop van de Amstelscheg geworden. Die kop afhakken is een doodzonde. Ook doet de stelling afbreuk aan de sociale functie van het volkstuinieren dat daar al 65 jaar plaats vindt en de populariteit van de bevolking (want de wachtlijst is met zo groot als het aantal tuinen). Dus afblijven van Amstelglorie.
Ja, de natuur met biodiversiteit in de Amstelscheg is inderdaad niet zo maar vervangbaar, zeker niet door een monotoon strookje kaalgeschoren gras evenwijdig aan de Amstel zoals op de foto hierboven te zien is.
Dat de Van Woustraat/Rijnstraat in bovenstaande tekst wordt bejubelt als prettige rustige voorbeeldstraat is mij een raadsel. De verkeerssituatie is zo problematisch dat de gemeente Amsterdam deze straat al jaren aan het verbeteren is. Het is een drukke straat met een tram en veel soorten verkeer. Tot de Utrechtsebrug is de straat onderdeel van Plus net fiets en over de brug Plus net auto.
Ik mis onderbouwing van de bewering dat het Volkstuincomplex Amstelglorie een rare groene vlek zou zijn.
Wat ik mij afvraag is waarom er niet rondom de volkstuin parken wordt gebouwd. Je kan de complexen iets meer als een park inrichten met hier en daar een verblijfruimte en ze als park incorporeren. Jeanine Bret.
Mooi Jos, ik heb ook van Jacques’ colleges genoten.
Over Heerlen gesproken.
Toevallig een stukje station gezien… Verbaasd verwonderd!!!
Niet veel tijd.maar kwam bewust
een keer terug om te kijken.
En was erg onder de indruk over
Zo veel schoonheid prachtig.
Ging zitten op het oude café dat er mooi verzorgd uit zag, en genoot, al pratende met enkele toevallige medebewonderaars.
Daarna wandelend door de straat
Waar etalages en niets er verzorgd uit zag waar een onderneemster mij bijna kwaad
aan keek om dat ik het waagde
Het station mooi te vinden.
Dat was 2019 20 ik weet niet hoe het nu is???
Maar ik hoop nog vaak zoiets moois te zien wat m’n hart raakt.
Jaren geleden woonde ik nog in Heerlen. Toen al wist je dat het maankwartier er koste wat kost zou moeten komen. Lang voordat de crisis begon. Een prestige kwestie? Laten we hopen dat het Heerlen een stapje verder brengt. Ik betwijfel het!