De stad na corona

dit artikel verscheen eerder in ROMagazine

 

‘De stad’ overleeft ook corona. Aanvankelijke doemscenario’s zijn afgewend en Covid-19 lijkt niet voor grote trendbreuken te hebben gezorgd. Eerder zijn bestaande trends juist versneld. Uit de Amsterdamse ‘coronagesprekken’ blijkt dat de stad toch ook nu weer ‘leert’ van een recente pandemie: een verdere fragmentatie van tijd en ruimte, de herontdekking van ‘de buurt’ als emancipatiemachine, en de openbare ruimte als verleider[1].

De coronapandemie deed de wereld begin 2020 in vele opzichten schokken. Wat begon als een gezondheidscrisis werd door de lockdowns al snel een economische en maatschappelijke crisis. De maatregelen, gericht op het beperken van menselijk contact grepen diep op het dagelijks leven in. We annuleerden vakanties en businesstrips; winkels, kantoren, horeca, scholen en culturele instellingen gingen dicht en sociale activiteiten werden gereduceerd tot een minimum. Dat wat de stad de stad maakt, sociale en economische interactie in publieke en private ruimten, werd tot op zekere hoogte zelfs verboden.

Dit raakte niet alleen de persoonlijke leefsfeer van mensen maar veranderde ook het gebruik van de stad: lege binnensteden, lege terminals, lege winkelcentra, leeg openbaar vervoer en lege snelwegen; geen terrassen, geen festivals. Daartegenover stroomde na de eerste schok, zeker met mooi weer, de openbare ruimte en met name de groene plekken van de stad vol en draaiden supermarkten, bakkers en slijterijen ‘in de buurt’ overuren.

Al snel vertaalden deze beelden zich in cijfers. Naast een ongekende economisch krimp waren het vooral de demografische cijfers die opzien baarden. De internationale migratie, de motor achter de Amsterdamse bevolkingsgroei, stokte in het voorjaar van 2020 abrupt. Gecombineerd met een groeiend aantal Amsterdammers dat de stad verliet maakte dit, zoals Het Parool het verwoorde, van de groeiende metropool een ‘krimpstad’.

Dit voedde het gesprek over de lange termijneffecten van Corona op de stad. Zal langdurige sluiting van het publieke leven het einde van het wereldwijde succes van steden betekenen?

Als we ruim anderhalf jaar na de eerste besmettingen de balans opmaken blijkt dat Corona met name het eerste jaar een ontwrichtende werking op de stad heeft gehad. We zien dat de stad zich langzaam weer opricht. De ergste doemscenario’s zijn afgewend en Corona lijkt niet voor grote trendbreuken te hebben gezorgd. Eerder zijn bestaande trends juist versneld.

Versnelde trends

Werd de Amsterdamse economie in het begin hard geraakt, in de loop van 2021 werden economische verwachtingen naar boven bijgesteld, conform nationale en Europese prognoses. De stad heeft een diverse economische structuur en bleek veerkrachtig. Al in het voorjaar van 2021 nam de interesse van internationaal opererende bedrijven voor Amsterdam weer toe. Er zou zelfs sprake zijn van een inhaaleffect.Kortom, de stad lijkt de coronacrisis te overleven, zonder noemenswaardige langdurige problemen. Maar een aantal ontwikkelingen die de stad al voor corona kenmerkten, zijn in een hogere versnelling geraakt.

 uitstroom gezinnen

Allereerst versnelde Corona de trend van met name gezinnen die toch al van plan waren de stad te verlaten, op zoek naar een ruimere en betaalbaardere woning buiten de stad. Digitale mogelijkheden van thuiswerken werden massaal ontdekt en versnelden niet alleen de beslissing de stad te verlaten maar ook om daarbij het zoekgebied te verruimen. Ook Apeldoorn en Arnhem werden interessant voor aan Amsterdam gebonden stedelingen.

Aanvankelijk daalde de instroom van internationale kenniswerkers, en werd in de maanden april en mei van 2020 bijna nul. Vrij snel nam die instroom weer toe.  Corona vormt hiermee eerder een pas-op-de-plaats dan een trendbreuk in de bevolkingsgroei van de stad. Daardoor bleef ook een trendbreuk op de vóór corona oververhitte woningmarkt uit. Sterker nog, deze behaalde het afgelopen jaar nieuwe records. Ook de bouwproductie kwam niet tot stilstand.

Online winkelen

De afgelopen jaren nam het aantal winkels al af en gevreesd wordt voor een verdere teruggang in de nasleep van Corona. Want Corona heeft het online shoppen versneld. Thuisbezorging en snelservices maken een ongekende groei door. Voor off line opererende ondernemers steeg de noodzaak om een website te ontwikkelen. Dat vraagt ook om transformatie van de winkel zelf. Die is meer dan vóór de crisis een etalage, waar je op een prettige manier kunt kijken en vergelijken, in een uitnodigende omgeving.

Thuiswerken

De voor veel mensen meest tastbare verandering in corona-tijd is het thuiswerken. Veel kantoorhoudende bedrijven beraden zich momenteel op hun huisvestingsstrategie. Dit varieert naar sector en bedrijfsomvang: van een bedrijfsbrede terugkeer naar kantoor tot volledig plaatsonafhankelijk werken.

Daarbij zijn drie dingen belangrijk: het kantoor als veilige en gezonde plek voor gerichte interactie met collega’s en cliënten, eerder dan verstild werken; het faciliteren van elders werken met aandacht voor online werken en een goede thuiswerkplek; aandacht voor de directe werkomgeving van zowel kantoor als thuiswerkplek als plek voor inspiratie en toevallige ontmoeting. Dat betekent specifiek aandacht voor transformatie van incourante kantoorgebouwen (ongezond, niet duurzaam en weinig flexibel) en monofunctionele kantoorgebieden.

Openbare ruimte

De (groene) openbare ruimte waren tijdens de lockdowns de drukste plekken in (en rond) de stad. Dat past sowieso in de trend van de laatste tien jaren dat het gebruik van de openbare ruimte in Amsterdam ‘geëxplodeerd’ is. Maar het gebruik van Amsterdammers van de openbare ruimte was in deze periode wel anders: minder gericht op snelheid (efficiënt woon-werkverkeer) en massaliteit (evenementen), en meer op ommetjes met vrienden en collega’s, slenteren door een verlaten binnenstad, hardlopen, fietsen en bewegen om in conditie te blijven. De motivatie daarachter was interactie en gezondheid. Amsterdammers zijn zich bewuster van deze alternatieven en zullen hier ook na Corona op teruggrijpen.

Nieuw inzichten na corona

Naast de bovengenoemde bekende (maar versnelde) trends zijn er toch een aantal ontwikkelingen die een nieuwe blik werpen op de ruimtelijke ordening van Amsterdam en wellicht andere steden. Die hebben veel te maken met de door Corona versnelde ontwikkeling van de digitale stad. De boodschappen of nieuwe schoenen online besteld en snel thuis, thuis net zo goed kunnen werken als op kantoor, medische digitalisering. De Corona-periode heeft mogelijkheden blootgelegd die we ons voorheen maar moeilijk voor konden stellen. Deze zelfbeschikking geven mensen niet zo één twee drie meer uit handen.

Een belangrijk gevolg van de wisselwerking tussen on line en off line is dat de keuzevrijheid van de meeste Amsterdammers sterk is vergroot. Met de ervaringen van de afgelopen periode in het achterhoofd zullen Amsterdammers de komende periode bewustere keuzes maken tussen werken op kantoor of elders, tussen online en offline winkelen, in de manieren waarop ze zich verplaatsen en in welke omgeving hun huis staat. Er is niet langer een vanzelfsprekendheid om ’s ochtends om 7.45 op het perron te staan of aan te sluiten in de file.

Zelfbeschikking en keuzevrijheid zal niet voor elke stedeling in gelijke mate gelden. Er is bijvoorbeeld niet voor iedereen sprake van keuzes tussen verschillende mogelijke werkplekken. Zo is niet in elke buurt sprake van nabijheid van economische en andere voorzieningen. Zo is niet elk deel van de stad gezegend met aanlokkelijke openbare ruimte. Monofunctionele gebieden, of het nou woon, werk of winkelgebieden zijn, krijgen het zwaar. Dit kan ruimtelijke en sociaaleconomische ongelijkheid in de hand werken.

Fragmentatie van tijd en ruimte

Deze keuzevrijheid leidt tot fragmentatie van tijd en ruimte. Fragmentatie van tijd volstrekt zich al enkele decennia (zeker in de grote steden): het vervloeien van werk-, zorg- en vrijetijd. Deze trend is tijdens de pandemie versterkt. Maar nieuw is dat in de nasleep van corona nu ook werk-, zorg- (woon) en recreatieruimte vervloeien. Zo zullen bijvoorbeeld velen soms thuiswerken, soms in een gehuurde ruimte in de woonbuurt, soms in een Third Place (bijvoorbeeld Coffee Company), soms op kantoor. Het moment en de plek zullen per week verschillen, en soms ook per dag. Illustratief zijn wat dit betreft de woorden van Richard Florida: “a day ‘at the office’ will be spent less in a single building and become more like a localized business trip”[2]. Daartussendoor kan tijd en ruimte aangewend worden voor zorg-, vrijetijd- of andere activiteiten.

Fragmentatie van tijd en ruimte gedijt het best als verschillende voorzieningen ‘nabij’ zijn. Per definitie in een stedelijke setting. En als fragmentatie van tijd en ruimte een structurele ontwikkeling is, dan zullen ruimtes (plekken) met elkaar concurreren voor ‘aandacht’ van de gebruiker. Of het nu gaat om winkel, kantoor of reisbestemming: de (belevings)kwaliteit van de locatie speelt hierin een belangrijke rol. Werk-, woon- en vrijetijdsplek moeten de gebruiker verleiden.

Vitale buurten

Met de geschetste fragmentatie van tijd en ruimte ontstaat ook een ander perspectief op ‘de buurt’. Sowieso herkenden Amsterdammers in coronatijd hun buren weer, maakten ze meer gebruik van buurtwinkels en take aways, de buurtparken en-plantsoentjes, de pleintjes en stoepen voor hun huis en zochten ze in hun buurt naar werkruimte en andere voorzieningen. De sociaaleconomische betekenis van ‘buurten’ is belangrijk gebleken. Al vrij snel en als vanzelf was er op vele plekken sprake van community building in gemengde buurten.

In die delen van de stad die zich kenmerken door een mix van woon- en werkvoorzieningen gecombineerd met detailhandel en dienstverlenende bedrijvigheid, was in het alledaagse straatbeeld niet veel te merken van corona. In deze stadswijken was de leegstand in de detailhandelssector uiterst gering. Nabijheid van vragers (bewoners) en aanbieders (voorzieningen), bleek een noodzakelijke ‘overlevingsvoorwaarde’ voor mens en bedrijf te zijn in deze pandemie. Fragmentatie van tijd en ruimte zal zwaar leunen op deze buurtkarakteristiek!

Hiermee wordt duidelijk dat het schaalniveau van ‘de buurt’ (weer) essentieel wordt in het ruimtelijk ordeningsbeleid. Vanzelfsprekend is dit niet, blijkens de voormalige Rijksbouwmeester dit jaar in Zomergasten[3]: “Hollandse steden kenden het belang van een duurzame en sociale buurt. We zijn het verleerd hoe die te maken”.

De pandemie met als gevolg de revival van de buurt, is hèt moment om weer na te denken over het ontwerp op buurtniveau. De buurt is niet meer alleen een woonbuurt, maar ook de plek voor werk, vrije tijd, retraite en zorgfuncties, zoals scholen en kinderopvang. De buurt als emancipatiemachine.

 Openbare ruimte

Corona heeft de Amsterdammers doordrongen van het belang van uitnodigende openbare ruimte (in de buurt). (Groene) openbare ruimte is dan ook een essentiële buurtvoorziening. Fragmentatie van tijd en ruimte betekent verder dat de kwaliteit van de openbare ruimte een rol speelt bij het verleiden van mensen om van een werkplek, winkel, horecagelegenheid of andere voorzieningen gebruik te maken.

Gebruik van en claims op de openbare ruimte zullen toenemen en gevarieerder worden, waarbij het zwaartepunt in de verhouding tussen verblijven en verplaatsen in de openbare ruimte verschuift naar ‘verblijven’.

Verplaatsen in de openbare ruimte blijft natuurlijk een belangrijke functie. Maar die zal bij toenemende claims op de openbare ruimte ruimte-efficiënt moeten zijn: lopen, fietsen, vol openbaar vervoer (metro), autoluw!

Tenslotte, als we uitgaan van ‘de wet van de constante reistijd’[4], dan zullen we als we minder naar kantoor gaan, de uitgespaarde reistijd aanwenden om òf verder van onze werkplek te gaan wonen, òf om ons af en toe wat minder te haasten. Dan worden bijvoorbeeld aantrekkelijke groene routes door de stad opeens interessanter. Dergelijke routes spelen zowel een rol in woon-werkverkeer als in flaneren en actief bewegen. Ook routes moeten verleiden.

Beleidsrelevantie

Corona heeft het perspectief op de fragmentatie van tijd en ruimte, het belang van (gemengde) buurten, en de hernieuwde betekenis van de openbare ruimte scherp gesteld. Stedelijke dichtheid heeft geen beslissende rol gespeeld bij de verspreiding van Covid-19[5], maar draagt daarentegen wel bij aan nabijheid van voorzieningen en betere (fysieke) bereikbaarheid. In tegenstelling tot aanvankelijke speculaties over een kentering in het succes van de stad lijkt daardoor juist een extra roep om verstedelijking te ontstaan.

Daarmee zijn ook de schaduwkanten van de aantrekkingskracht van de stad niet weg. De woningmarkt wordt steeds ontoegankelijker, tegenstellingen in de stad zijn door Corona uitvergroot en de druk op de verblijfsfunctie van de openbare ruimte lijkt, mede door de fysieke neerslag van digitale mogelijkheden, verder toe te nemen.

Toch heeft Corona ons alternatieven laten zien. Door versterking van buurten en meer voorzieningen “nabij” kan de druk op de centrale en meest oververhitte plekken worden verlicht. Zeker wanneer deze worden verbonden door aantrekkelijke routes. Dan kunnen meer delen van stad en agglomeratie voorzien in de stedelijke woningvraag en geografische verschillen worden verkleind.

Een tweede les is dat mobiliteitspatronen weliswaar hardnekkig zijn maar kunnen veranderen. De auto (al dan niet elektrisch of zelfrijdend) is uit het stadsleven weg te denken. Dat betekent wel een accentverschuiving van het Rijksmobiliteitsbeleid van ‘mobiliteit tussen en om steden’ naar ‘mobiliteit binnen steden en stadsgewest’. Dan spelen we ruimte vrij om de openbare ruimte te vergroenen en meer voor verblijfsfuncties in te richten.

Met de Omgevingsvisie 2050 maakt Amsterdam keuzes die aansluiten op deze inzichten. Onder andere door in te zetten op versterking en verdichting van buurten buiten het traditionele centrum van de stad en door een verminderde positie van de auto ruimte te maken voor duurzamere en gezondere modaliteiten en meer groen en verblijfsruimte. Dit maakt de weg vrij om de komende periode door te pakken en de lessen van de Corona periode te vertalen naar het stadsontwerp.

 

Jos Gadet, hoofdplanoloog

Rick Vermeulen, senior planoloog, projectverantwoordelijke ‘coronagesprekken’.

Beiden zijn verbonden aan dienst Ruimte & Duurzaamheid, gemeente Amsterdam.

 

 

[1] De in dit artikel gepresenteerde bevindingen zijn gebaseerd op de uitkomsten van de thematische gespreksserie ‘De Stad na Corona’ van Ruimte & Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam. Het doel van de gespreksserie was het inventariseren van de ruimtelijke gevolgen en effecten van corona en om vanuit Amsterdams perspectief een bijdrage te leveren aan het debat over de stad na corona. Tijdens de gesprekken zijn de verschillende toekomstbeelden verkend met experts van binnen, maar vooral ook buiten de gemeente. De reeks telde zes unieke sessies, met de afzonderlijke thema’s wonen, werken, mobiliteit, detailhandel, ongelijke stad en internationale handelsstad. De stad na corona. Over de toegenomen keuzevrijheid en het belang van openbare ruimte en vitale buurten (2021), Gemeente Amsterdam (Ruimte & Duurzaamheid)

 

[2] Gunts, E. (2021), Building Back?: Richard Florida Outlines His Vision for a ‘Post-Pandemic City’. In: ArchDaily, May 10th, 2021.

 

[3] Floris van Alkemade in Zomergasten (VPRO), 18 juli 2021

[4] De gemiddelde reistijd op langere termijn constant. Die verschilt weinig over langere periode en tussen verschillende (westerse) landen. De stad na corona. Over de toegenomen keuzevrijheid en het belang van openbare ruimte en vitale buurten (2021), Gemeente Amsterdam (Ruimte & Duurzaamheid)

 

[5] Gadet, J. (2020), Coronavirus en ruimtelijke ordening: minder kantoren, nog meer Third Places? Romagazine 25 mei 2020

 


Monique.Amkreutz schreef:

Jaren geleden woonde ik nog in Heerlen. Toen al wist je dat het maankwartier er koste wat kost zou moeten komen. Lang voordat de crisis begon. Een prestige kwestie? Laten we hopen dat het Heerlen een stapje verder brengt. Ik betwijfel het!

André schreef:

Weet je Monique, als je niets doet gebeurt er ook niets…

Het helpt natuurlijk geen mallemoer om een deels leegstaand megaproject in een stad met bovenmatig veel laagstand te bouwen, wat gespeend is van functionaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit. Huisman een architect? Alsof je Sven Cramer opstelt als spits van Barcelona Football Club………Doordrenkt van prestige, dit overbodige plan. Verder zal dat Mijnwater als energiemonopolie ook niet echt helpen. Pure geldverkwisting!

Komt nog bij dat de ontsluiting met de zuidzijde van de stad er niet komt omdat de beoogde hotelbelegger geen cent te makken heeft en het als doorverkoopobject heeft aangekocht met een lege B.V..

Amsterdam is uniek om zijn scheggen en wordt daar terecht voor geprezen. Niet aan morrelen zou ik zeggen. Of volkstuinen daar in thuishoren is inderdaad een terechte vraag. Maar dat betekent toch niet dat je die ruimte direct moet volbouwen? Natuurlijk blijft Groengebied Amstelland om de hoek liggen, maar toch ook weer iets verder en de verbinding wordt weer zwakker. Een groene Scheg die tot diep de bebouwing van Amsterdam in loopt heeft ongekende waarden. Toen ik in de Afrikaander buurt woonde kon ik langs de Amstel binnen tien minuten naar een boer fietsen voor verse melk. Onderweg reed ik door het groen en vergat de drukte van de stad terwijl ik de weidevogels hoorde. Amsterdam een stad die verbonden is met de veenweiden er omheen. Onbetaalbaar. Probeer dat beeld in stand te houden.

e van hagen schreef:

Zou je niet eerst eens gaan kijken voor je dit soort dingen over Amstelglorie schrijft? 40% van het park is openbaar, het heeft reeds meerdere buurtfuncties en of het natuur is?? Ga eens kijken.

Harrie schreef:

U draait de zaken om: De buurten rond de Van Woustraat zijn geen succes “dankzij de drukte van de Van Woustraat”, maar “ondanks de drukte van de Van Woustraat”.

Joop Moes schreef:

Als je op de kaart de groene scheg bekijkt zie je dat in de loop van vele jaren de groene scheg langzaamaan is opgeknabbeld (Overamstel 1 en Amstelkwartier).. Amstelglorie is nu met het Oeverbos de kop van de Amstelscheg geworden. Die kop afhakken is een doodzonde. Ook doet de stelling afbreuk aan de sociale functie van het volkstuinieren dat daar al 65 jaar plaats vindt en de populariteit van de bevolking (want de wachtlijst is met zo groot als het aantal tuinen). Dus afblijven van Amstelglorie.

Ja, de natuur met biodiversiteit in de Amstelscheg is inderdaad niet zo maar vervangbaar, zeker niet door een monotoon strookje kaalgeschoren gras evenwijdig aan de Amstel zoals op de foto hierboven te zien is.

Dat de Van Woustraat/Rijnstraat in bovenstaande tekst wordt bejubelt als prettige rustige voorbeeldstraat is mij een raadsel. De verkeerssituatie is zo problematisch dat de gemeente Amsterdam deze straat al jaren aan het verbeteren is. Het is een drukke straat met een tram en veel soorten verkeer. Tot de Utrechtsebrug is de straat onderdeel van Plus net fiets en over de brug Plus net auto.

Ik mis onderbouwing van de bewering dat het Volkstuincomplex Amstelglorie een rare groene vlek zou zijn.

J. Bret schreef:

Wat ik mij afvraag is waarom er niet rondom de volkstuin parken wordt gebouwd. Je kan de complexen iets meer als een park inrichten met hier en daar een verblijfruimte en ze als park incorporeren. Jeanine Bret.

Willem Boterman schreef:

Mooi Jos, ik heb ook van Jacques’ colleges genoten.

Agnes schreef:

Over Heerlen gesproken.
Toevallig een stukje station gezien… Verbaasd verwonderd!!!
Niet veel tijd.maar kwam bewust
een keer terug om te kijken.
En was erg onder de indruk over
Zo veel schoonheid prachtig.
Ging zitten op het oude café dat er mooi verzorgd uit zag, en genoot, al pratende met enkele toevallige medebewonderaars.
Daarna wandelend door de straat
Waar etalages en niets er verzorgd uit zag waar een onderneemster mij bijna kwaad
aan keek om dat ik het waagde
Het station mooi te vinden.
Dat was 2019 20 ik weet niet hoe het nu is???
Maar ik hoop nog vaak zoiets moois te zien wat m’n hart raakt.


Geef een reactie

Uw e-mail adres wordt niet gepubliceerd