Triomf van de stad? Een kritiek.

Deze boekrecensie verscheen in Rooilijn Jg. 51/Nr. 4/2018

 

Floor Milikowski (2018) Van wie is de stad; de strijd om Amsterdam, Atlas Contact, Amsterdam, 288 p., ISBN 978-90-4502-218-5, € 19,99

De stad is in trek, maar ook in beroering. Nog nooit na de Tweede Wereldoorlog was de groei van de bevolking, de werkgelegenheid en de bezoekersstromen zo sterk. Nog nooit overlapten de ruimtelijke claims van bewoners, werkenden en toeristen elkaar zo hevig. Dat heeft geleidt tot een overspannen woningmarkt en onvrede over de drukte, met name in de vooroorlogse stad. Dat levert felle debatten op.

Floor Milikowski is journalist en geograaf en mengt zich in woord en geschrift in dit debat, onder andere in De Groene Amsterdammer. Dat doet ze up tempo, aanstekelijk, enthousiast, prikkelend en met politieke overtuiging. Dat maakt haar boek Van wie is de stad zeer lezenswaardig. Zo is het tweede hoofdstuk een even lichtvoetig als heldere analyse van de transitie van de Amsterdamse economie. Milikowski citeert Michiel Mol, een van de oprichters van Lost Boys, een succesvol internetbedrijf met een platte organisatiestructuur, waar de dresscode casual is en de gedragscode informeel. Mol heeft een afspraak met Philips-topman Cor Boonstra in de Rembrandttoren aan de Amstel. “Ik kwam in mijn spijkerbroek en op gympen bij hem binnen. ‘Meneer Mol,’ zei hij. ‘Cor,’ zei ik. Dat was al even schrikken voor hem. Vervolgens zei hij: ‘Gefeliciteerd. Je bent de eerste die erin slaagt om hier in spijkerbroek binnen te lopen’” (pp. 45-46). Een mooiere omschrijving van de overgang van oude naar nieuwe economie heb ik nooit gelezen. Het gebruik van dit soort anekdotes houdt haar boek bovendien fris. Dit hoofdstuk is verplichte kost voor geografen.

Het daaropvolgende hoofdstuk maakt inzichtelijk hoe in tijden van crisis niet de grote bouwbedrijven, ontwikkelaars en investeerders de dienst uitmaakten, maar de bewoners en gebruikers van de stad. De gemeente gaf de regie soms zelfs uit handen. Inspirerende initiatieven ontstonden, zoals zelfbouw en creatieve bedrijvigheid op locaties als De Ceuvel in Amsterdam Noord. Milikowski stelt de intrigerende vraag waarom dat wat in crisistijd mogelijk is, in tijden van hausse weer wordt afgeremd.

In het begin van haar boek is Milikowski een geograaf bij uitstek: ze beschrijft situaties ter plekke. Op pagina 83 wordt die nuance plotsklaps verlaten als ze uit het niets constateert dat de tuinsteden uit het Algemeen Uitbreidingsplan volop mogelijkheden bieden om uit te groeien tot de zo in trek zijnde centrumstedelijke milieus van de vooroorlogse stad. Dat is zeer discutabel. Bij de gemeentelijke ruimtelijke diensten werkt men zich uit de naad om de stedenbouwkundige structuur van gescheiden functies dusdanig te veranderen dat de bewoners en bedrijven van de 21ste eeuw hun draai in de kennisstad kunnen vinden. Maar volgens Milikowski “is de stedenbouwkundige opzet goed”, “is het stratenpatroon stedelijk” en “zijn er veel voorzieningen verspreid door de buurten”. Het simpel raadplegen van de functiekaart van Amsterdam of de kaart van de stadsstraten in de hoofdstad zou de journalist Milikowski behoedt hebben voor deze uitglijders. Hier lijkt toch vooral de wens de vader van de gedachte.

Dieper in het boek verkleurt Milikowski van geograaf tot pamflettist, met name in het hoofdstuk over de Sluisbuurt. Als faliekante tegenstander van het voorlopige stedenbouwkundig plan waarin ook ruimte is voor hoogbouw, laat ze vooral tegenstanders aan het woord. Dat siert een journalist niet. Ze zet met name de UvA-architectuurhistorica Petra Brouwer vol in het bühnelicht. “Het ontwerp geeft op geen enkele manier antwoord op de urgente vragen waar Amsterdam zich mee geconfronteerd ziet” (p. 267). Op geen enkele manier? In de Sluisbuurt worden veel woningen gebouwd in compacte setting, gemengd met andere functies, in de nabijheid van de urban fabric, om uiteindelijk deel van die urban fabric te worden. Daarmee worden niet alleen heel veel mensen bediend die een hoogstedelijke woonvoorkeur hebben, maar wordt ook de agglomeratiekracht van onze stad vergroot. Dat zijn kennelijk niet de urgente stedelijke vraagstukken. Wat dan wel?

Milikowski maakt zich met haar geflirt met tegenstanders van de groeiende stad kwetsbaar. Dat maakt Van wie is de stad nog geen slecht boek. Integendeel. Als de geograaf in haar niet flirt worden mooie onderzoeken belicht, en in haar rol als journaliste laat ze een helder licht schijnen op de neveneffecten van de triomf van de stad. Ze geeft dwarse stadsmakers als Nel de Jager en Jaap Draaisma de ruimte hun analyses met ons te delen en hun oplossingen voor disrupties uit te leggen. Milikowski wijst ons op creatieve ondernemers die in de volkswijken buiten het hippe centrum van de stad alles doen om buurtbewoners bij hun plannen te betrekken. Deze ondernemers worden soms moedeloos van die buurtbewoners: “Ze vinden het gewoon helemaal niks” (p. 120). Ze parafraseert terecht critici van het gemeentelijk woon- en toerismebeleid. Floor Milikowski laat met hartstocht zien hoe mensen en bedrijven reageren op de razendsnelle ontwikkelingen in een wereldstad als Amsterdam.

Als hartstocht en haar mening elkaar echter overlappen, dan vliegt de schrijfster uit de bocht. Dan gebruikt ze te vaak termen als ‘het grote consumeren’, ‘de honger van vastgoedmiljonairs’, of ‘pretpark voor hoogopgeleiden’. Ook baseert ze haar mening opeens op buurtonderzoeken die ze niet nader specificeert (bijvoorbeeld op pp. 194-195). Het ontbreken van een bibliografie is in dit opzicht dan ook op zijn zachtst gezegd slordig.

Dat hongerige vastgoedmiljonairs willen bouwen zou het gevolg zijn van de hoge grondprijzen. We moeten niet vergeten dat de hoge grondprijzen eerder een gevolg zijn van jarenlang niet bouwen, en van de door Milikowski zo gewaardeerde Hollandse sociaaldemocratische traditie van ruimtelijke ordening die uit gaat van een gelijkwaardige verdeling van ruimte, economische kansen en welvaart. Daartoe is ruimtelijke ordening niet het geschikt middel gebleken, zo leert de geschiedenis.

Van wie is de stad is een intrigerend boek, roept vragen op, waarvan een deel onbeantwoord blijft. Zoals de vraag die Milikowksi als titel van haar boek stelt. Maar haar boek is zeker voer voor geografen en planologen!


Monique.Amkreutz schreef:

Jaren geleden woonde ik nog in Heerlen. Toen al wist je dat het maankwartier er koste wat kost zou moeten komen. Lang voordat de crisis begon. Een prestige kwestie? Laten we hopen dat het Heerlen een stapje verder brengt. Ik betwijfel het!

André schreef:

Weet je Monique, als je niets doet gebeurt er ook niets…

Het helpt natuurlijk geen mallemoer om een deels leegstaand megaproject in een stad met bovenmatig veel laagstand te bouwen, wat gespeend is van functionaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit. Huisman een architect? Alsof je Sven Cramer opstelt als spits van Barcelona Football Club………Doordrenkt van prestige, dit overbodige plan. Verder zal dat Mijnwater als energiemonopolie ook niet echt helpen. Pure geldverkwisting!

Komt nog bij dat de ontsluiting met de zuidzijde van de stad er niet komt omdat de beoogde hotelbelegger geen cent te makken heeft en het als doorverkoopobject heeft aangekocht met een lege B.V..

Amsterdam is uniek om zijn scheggen en wordt daar terecht voor geprezen. Niet aan morrelen zou ik zeggen. Of volkstuinen daar in thuishoren is inderdaad een terechte vraag. Maar dat betekent toch niet dat je die ruimte direct moet volbouwen? Natuurlijk blijft Groengebied Amstelland om de hoek liggen, maar toch ook weer iets verder en de verbinding wordt weer zwakker. Een groene Scheg die tot diep de bebouwing van Amsterdam in loopt heeft ongekende waarden. Toen ik in de Afrikaander buurt woonde kon ik langs de Amstel binnen tien minuten naar een boer fietsen voor verse melk. Onderweg reed ik door het groen en vergat de drukte van de stad terwijl ik de weidevogels hoorde. Amsterdam een stad die verbonden is met de veenweiden er omheen. Onbetaalbaar. Probeer dat beeld in stand te houden.

e van hagen schreef:

Zou je niet eerst eens gaan kijken voor je dit soort dingen over Amstelglorie schrijft? 40% van het park is openbaar, het heeft reeds meerdere buurtfuncties en of het natuur is?? Ga eens kijken.

Harrie schreef:

U draait de zaken om: De buurten rond de Van Woustraat zijn geen succes “dankzij de drukte van de Van Woustraat”, maar “ondanks de drukte van de Van Woustraat”.

Joop Moes schreef:

Als je op de kaart de groene scheg bekijkt zie je dat in de loop van vele jaren de groene scheg langzaamaan is opgeknabbeld (Overamstel 1 en Amstelkwartier).. Amstelglorie is nu met het Oeverbos de kop van de Amstelscheg geworden. Die kop afhakken is een doodzonde. Ook doet de stelling afbreuk aan de sociale functie van het volkstuinieren dat daar al 65 jaar plaats vindt en de populariteit van de bevolking (want de wachtlijst is met zo groot als het aantal tuinen). Dus afblijven van Amstelglorie.

Ja, de natuur met biodiversiteit in de Amstelscheg is inderdaad niet zo maar vervangbaar, zeker niet door een monotoon strookje kaalgeschoren gras evenwijdig aan de Amstel zoals op de foto hierboven te zien is.

Dat de Van Woustraat/Rijnstraat in bovenstaande tekst wordt bejubelt als prettige rustige voorbeeldstraat is mij een raadsel. De verkeerssituatie is zo problematisch dat de gemeente Amsterdam deze straat al jaren aan het verbeteren is. Het is een drukke straat met een tram en veel soorten verkeer. Tot de Utrechtsebrug is de straat onderdeel van Plus net fiets en over de brug Plus net auto.

Ik mis onderbouwing van de bewering dat het Volkstuincomplex Amstelglorie een rare groene vlek zou zijn.

J. Bret schreef:

Wat ik mij afvraag is waarom er niet rondom de volkstuin parken wordt gebouwd. Je kan de complexen iets meer als een park inrichten met hier en daar een verblijfruimte en ze als park incorporeren. Jeanine Bret.

Willem Boterman schreef:

Mooi Jos, ik heb ook van Jacques’ colleges genoten.

Agnes schreef:

Over Heerlen gesproken.
Toevallig een stukje station gezien… Verbaasd verwonderd!!!
Niet veel tijd.maar kwam bewust
een keer terug om te kijken.
En was erg onder de indruk over
Zo veel schoonheid prachtig.
Ging zitten op het oude café dat er mooi verzorgd uit zag, en genoot, al pratende met enkele toevallige medebewonderaars.
Daarna wandelend door de straat
Waar etalages en niets er verzorgd uit zag waar een onderneemster mij bijna kwaad
aan keek om dat ik het waagde
Het station mooi te vinden.
Dat was 2019 20 ik weet niet hoe het nu is???
Maar ik hoop nog vaak zoiets moois te zien wat m’n hart raakt.


Geef een reactie

Uw e-mail adres wordt niet gepubliceerd